Download hele richtlijn

Psychologische interventies

Aanbevelingen

Belangrijk: Zie algemene aanbevelingen voor aanbevelingen die van belang zijn in elk palliatief traject en in elk stadium van de ziekte van het kind.

Doen 
(sterke aanbeveling)

 

  • De hoofdbehandelaar is verantwoordelijk voor het in gang zetten van psychosociale zorg, maar ook andere zorgverleners kunnen de behoefte aan psychosociale zorg signaleren en onder de aandacht brengen. De invulling van psychosociale zorg vindt in overleg met kind, gezin en multidisciplinair team plaats. 
  • Geef begrijpelijke informatie aan kind en gezin (ook broers en zussen) over de emotionele gevolgen die passend kunnen zijn bij het ziektebeeld.
  • Wees alert dat kind en gezin (ook broers en zussen) over problemen kunnen hebben op het gebied van:
    • Sociaal- emotionele ontwikkeling.
    • Cognitieve ontwikkeling.
    • Mentale gezondheid. *
  • Wees ervan bewust dat het voor een kind belangrijk is dat het de ruimte en de mogelijkheden krijgt in activiteiten en gesprekken om zich passend bij zijn/haar ontwikkelingsfase uit te kunnen drukken over de beleving van zijn/haar ziekte en naderend overlijden. Let er op dat er verschillen in ontwikkeling kunnen bestaan in cognitie, emotiebeleving en -hantering en conceptualisatie van de dood (zie: angst en depressie, zorg bij verlies en rouw).*
  • Verwijs kind en gezin bij aanhoudende emotionele last, naar deskundige psychosociale zorgverlening om te helpen bij ingrijpende ervaringen, stress, coping en het opbouwen van veerkracht. Denk hierbij aan medisch pedagogisch zorgverlener, medisch maatschappelijk werker of een psycholoog. Voor religieuze coping en zingevingsvragen kan een geestelijke verzorger ingeschakeld worden (zie ook culturele, spirituele en religieuze ondersteuning. Overleg hiervoor eventueel met een Kinder Comfort Team. *
  • Controleer actief het welzijn van broers en zussen en zorg voor passende ondersteuning o.a. praktische en sociale ondersteuning, pedagogische, psychologische of culturele, spirituele en religieuze ondersteuning.*
  • Houd er rekening mee dat andere familieleden (bijvoorbeeld grootouders) en naasten (bijvoorbeeld vrienden, vriendjes of vriendinnetjes) die belangrijk zijn voor het kind en gezin ondersteuning nodig kunnen hebben o.a. praktische en sociale ondersteuning, pedagogische, psychologische of culturele, spirituele en religieuze ondersteuning. Let er hierbij op dat emoties van andere familieleden en naasten ook groot effect kunnen hebben op kind en gezin. *
  • Handel tijdig bij snelle veranderingen in de toestand van het kind, die daardoor snelle toegang tot psychosociale ondersteuning nodig hebben o.a. praktische en sociale ondersteuning, pedagogische, psychologische of culturele, spirituele en religieuze ondersteuning.*

*gebaseerd op aanbevelingen van NICE-richtlijn ‘End of life care for infants, children and young people’, zie bijlage ‘Evidence tabellen en GRADE profielen’.